Bijodivers, een voorstelrondje

Bas Strijker

Mijn naam is Bas Strijker, ik imker sinds 2014 in zelfgemaakte topbarhives en Weissenseifener hängekorben. Sinds afgelopen jaar heb ik meer dan 10 Klotzbeuten gemaakt.

Vanaf 2014 heb ik de basiscursus biologisch dynamisch imkeren, reguliere basiscursus, BD gevorderdencursus, workshop maken van een topbarhive, workshop maken van een Weissenseifener Hängekorb in Duitsland en Empe, workshop treebeekeeping in Polen gedaan. Momenteel ben ik in opleiding voor BD bijen leraar.

Sinds 2023 ben ik regiocoördinator BD imkergoep Achterhoek en sinds 2024 ben ik lid van de landelijke BD imker werkgroep (BD Imkers – Verwondering voor de imme).

Sinds 2024 ben ik Odin Imker en werk ik op biologisch dynamische boerderijen door geheel Nederland om samen met -aan Odin leverende- boeren en boerinnen de biodiversiteit te verbeteren.

Imkerij (odin.nl)


Waarom heb ik Bijodivers opgestart?

Ik voelde mij altijd al aangetrokken tot de natuur, maar toen ik op mijn verjaardag een cursus Biologisch Dynamisch imkeren van mijn vrouw kado kreeg, is het echt gaan leven.


Sinds ik bijen verzorg, merk ik dat de natuur het moeilijk heeft. Ik zie soms grote hoeveelheden nectar en stuifmeel binnenkomen, en op andere momenten vrijwel niets. Ik heb ook gemerkt dat er weinig voedsel is in mijn omgeving, terwijl ik in het buitengebied woon. Hoe kan dit? Was dit altijd al zo? Heb ik er invloed op? Dit zijn vragen die mij al jaren bezighouden.


Ik heb in het begin met een spaarkast met raampjes en kunstraat gewerkt. Op een reguliere imkercursus leerde ik dat er veel ingrepen mogelijk zijn in een bijenvolk. Je kan koninginnen kweken, op zoek naar meer honingopbrengst of rustigere bijen. Je kan ook behandelen tegen ziekten en specifieke honingsoorten oogsten. Maar kan dit allemaal ongestraft? Weten wij eigenlijk wel in welke eigenschappen wij zitten te roeren? En heeft dit bij-effecten?


Ook zag ik veel verschillende korven en kasten. Wat is nu de perfecte bijenkast?


Ook de discussie over concurrentie tussen wilde bij en honingbij komt vaak voorbij. Is er concurrentie, en in welke situatie? Waarom wordt er niet gekeken naar alle bloemen en insecten en alleen naar bijen? Hoe zou het natuurlijk evenwicht eigenlijk moeten zijn? Moeten wij hierin sturen?

Bijenboomstam / klotzbeute / treehive

Spaarkast

Dus, ik heb 4 vragen:

  1. Hoe kan het dat bijen onvoldoende voedsel hebben, zelfs in het buitengebied?
  2. Heeft het kweken van specifieke eigenschappen bij bijen bij-effecten?
  3. Hoe ziet de perfecte bijenkast eruit?
  4. Concurrentie tussen wilde bijen en honingbijen, hoe ziet het natuurlijk evenwicht er uit?


Op alle vragen kan je meerdere dokterstitels verkrijgen, maar hieronder mijn ideeën:


1. Hoe kan het dat bijen onvoldoende voedsel hebben, zelfs in het buitengebied?

In mijn buurt is een beetje bos, een klein beetje hei en vooral gras en mais. Het gras wordt geteeld voor melkkoeien, hier staan geen bloemen in. Voor bijen en de meeste andere insecten is dit niet interessant. Kruidenrijk grasland zou beter zijn voor bijen en andere insecten, maar in kruidenrijk grasland zit minder voedingswaarde voor koeien. Mais heeft voor de meeste insecten ook geen voedingswaarde. Hoogstens iets stuifmeel, maar dit is van lage kwaliteit. Het gif om het gewas te beschermen wordt ook door bijen opgenomen. Dit is schadelijk voor de gezondheid van bijen, een groot deel van de bijensterfte komt door gif.

Dus blijft er iets hei en bos over en particuliere tuinen. Gelukkig is er de laatste jaren subsidie te verkrijgen op bloemrijke akkerranden. Dit helpt. Al met al is het een "groene woestijn" voor insecten met hier en daar kleine oasen.

Nectar is de brandstof voor vele insecten. Bijen maken honing van nectar door het te fermenteren met speeksel en het in te dikken. Honing is rijk aan suikers, vitaminen en mineralen en is wintervoeding. Stuifmeel is een belangrijke voedingsstof om het vet-eiwitlichaam mee op te bouwen. Hoe beter het stuifmeel, hoe ouder een bij wordt.

Gelukkig kunnen we er iets aan doen, biologische (want er wordt geen gif gebruikt) inlandse (want daar zijn de insecten die hier leven op gespecialiseerd) bloemen, planten, struiken en bomen aanplanten die stuifmeel en nectar geven. En dit zodanig verdeeld dat er het hele jaar door opeenvolgende dracht is (bloeiende bloemen die nectar en stuifmeel geven en elkaar overlappen in bloeitijd).


2. Heeft het kweken van specifieke eigenschappen bij bijen bijeffecten?

De koningin paart met 20-40 darren (mannetjesbijen). Deze darren komen uit verschillende volken uit de omgeving. Werksters blijven gedurende hun leven bij 1 volk. Darren vliegen van kast tot kast en krijgen overal te eten. Darren kunnen gedurende hun leven zo'n 60 kilomerer verderop terechtkomen. Van nature is de diversiteit van genen dus erg hoog.

Op paringsstations, waar koniginnen bevrucht worden, is de diversiteit van darren minder hoog. Je wilt immers selecteren op specifieke eigenschappen zoals honingopbrengst, zachtaardigheid, raatvastheid (niet opvliegen als je in de kast kijkt), lage propolis aanzet (kitstof waarmee de bijen alles dichtmaken, en raampjes moeilijk te verwijderen zijn door de imker), zwermtraagheid en weerstand tegen ziekten. 

Persoonlijk voel ik mij niet prettig bij het ingrijpen in de diversiteit van genen. Bijen leven al miljoenen jaren op de aarde. Waarom zou ik in willen grijpen in deze zeer complexe materie? Kan ik dit wel overzien? Wat zijn de bij-effecten? Zie je de bij-effecten op tijd? Uit een onderzoek naar varroa resistentie van Wageningen universiteit blijkt dat standbevruchte volken (die vrij zwermen en zich natuurlijk voortplanten) weerbaarder zijn dan gekweekte volken (denk aan het gezondheidsverschil tussen b.v. rashonden en vuilnisbakkkenrassen). Wil je hier meer van weten, ik kan het boek "Honingbijen" of een lezing van Jacques van Alphen aanbevelen. Sinds een aantal jaren maak ik geen kunstzwermen meer en laat ik de bijen zwermen. Ik selecteer niet met mijn volken.


3. Hoe ziet de perfecte bijenkast eruit?

Deze zoektocht is van spaarkast en Einraumsbeute naar topbarhive gegaan. Ik werd gegrepen door natuurbouw van raten. In mijn spaarkasten werkte ik met kunstraat totdat de sjoemelraat uit China voor sterfte onder bijenvolken zorgde. Daarna heb ik de bijen zelf raat laten bouwen. Wat een kunstwerken, iedere keer anders. Een genot om naar te kijken. Ze zijn wel minder stevig en honing slingeren is erg moeilijk met natuurbouw raat.

In de vierkante spaarkast zag ik ook dat er schimmelvorming optrad in hoeken van de kast. Ook dat het broednest soms onderbroken werd doordat de kast niet hoog genoeg was. Bij de topbarhive kast was dit al minder. Vervolgens kwam ik de Weissenseifener Hängekorb tegen van imker en kunstenaar Gunther Mancke. Deze is helemaal ontworpen op de meest perfecte vorm voor een bijenvolk. Van boven rond, zodat het broednest zich mooi rond kan vormen. En van onderen in een kettinglijn. Bijen hangen bij het bouwen van raten met de pootjes aan elkaar als een ketting. Ik heb een cursus gevolgd bij Manfred Süssen in Duitsland (kan ik van harte aanbevelen!). Daarna is Manfred bij ons in Empe geweest en hebben we met een aantal imkers uit de buurt Sint Jans rogge geoogst, geschoond en in bosjes gebonden. We hebben hiervan 8 korven gemaakt. Daarna hebben we een aantal ingesmeerd met een mengsel van koemest, leem en kruiden om de vochtbalans en isolatiewaarde te verbeteren.

Eén ding zat mij nog dwars, waar nestelen honingbijen in de natuur? Hoe ging dit vroeger? Zwarte spechtennesten zijn vaak gebruikt en ook holtes in bomen die ontstaan zijn door afgebroken takken. Ik zag "Zeidlers" in Duitsland, Polen, Oekraïne, Wit Rusland, Litouwen en Letland die bijenholtes in levende bomen maakten. Deze imkers zochten een boom uit van circa 80 jaar. Daar zaagden ze de takken uit die voor lengtegroei van de boom zorgen. Vervolgens wordt de boom vooral dikker. Twee generaties later (!!) kon de kleinzoon van deze imker een holte uithakken, zodanig dat de sapstroom beperkt onderbroken wordt, en de boom verder leeft. De boom bereikt zijn normale leeftijd, er kunnen dus nog 100-150 jaar bijen in deze holte wonen. Dit is pas duurzaam! Nadat de holte gemaakt is moet deze nog circa 6 jaar drogen voordat er bijen in trekken. De imkers maken net iets meer holten dan nodig, zodat de bijen keuze hebben.

Een uitgeholde boomstam heeft wanden van minimaal 5 centimeter dik. Dit isoleert zeer goed waardoor er minder warmte verloren gaat en er dus minder honing nodig is (circa 8-10 kg in plaats van 16 kg). Hoog in de boom is het minder vochtig, dit zorgt ook voor minder honingverbruik. Als bijen de keuze hebben nestelen ze liefst hoog.

Bij het aanleggen van de wintervoorraad beginnen de bijen van bovenaf honing op te slaan, daarna gaan ze onder het broednest verder. De holtes zijn zo ontworpen dat alleen het onderste deel open wordt gemaakt en er alleen de overvloed aan honing geoogst wordt. De bijen overwinteren dus op eigen honing. In een spaarkast kom je als imker in de verleiding om toch wat meer honing te oogsten en suikerwater terug te voeren. Dit is gezond voor de portemonnee van de imker, maar niet goed voor de gezondheid van de bijen.

Het voordeel voor bijen en imker is dat de nestholte bereikbaar is. Als je honing wilt oogsten uit een natuurlijk bijenvolk in een zwarte spechten nest, dan moet je de boom onherstelbaar beschadigen zodat bijenvolk en boom sterven. Hierdoor werd ik gegrepen.

Ik ben op zoek gegaan naar een workshop in Polen, musea, boomimkers en gebieden waar deze bomen nog staan. Ik ben op reis gegaan naar het Poolse oerbos Bialowieza en heb met een gids 2 dagen lang bijenbomen bezocht, bizons bekeken en ook een wolf, eland, herten, bevers en nog veel meer gespot. Daarna heb ik 3 musea in Litouwen bezocht en verschillende boomimkers gesproken. In deze musea zijn diverse methoden te zien rondom boomimkeren, zeer interessant. Hierna heb ik een Poolse boomimker bezocht en ook diverse bomen bekeken en een aantal bijenvolken open gezien tijdens de najaarscontrole. Ook in Polen heb ik een aantal musea bezocht en verschillende boomimkermethoden gezien en een workshop boomimkeren gedaan. Ik heb ook geleerd hoe je de holte aantrekkelijk kan maken voor bijen.

Deze boombijenholtes komen het dichtst in de buurt van de perfecte bijenwoning denk ik. En hiermee bedoel ik perfect voor het bijenvolk. Voor de imker is het niet handig, maar wel perfect omdat de bijen gezond blijven. In een boom zit het volk geïsoleerd tegen warmte en kou en hoeft er minder honing verstookt te worden aan verwarmen of koelen. Het is ook minder vochtig hoog in de boom.

Uiteindelijk is de vorm van de kast secundair denk ik. Als de ruimte circa 40 liter is, hoog, droog, goed geïsoleerd en tochtvrij is, en de bijen niet teveel gestoord worden, dan kunnen bijen zich prima aanpassen.


4. Concurrentie tussen wilde bijen en honingbijen, hoe ziet het natuurlijk evenwicht er uit?

Deze vraag heb ik nog niet beantwoord. Natuurlijk hangt het af van o.a. het gebruik van het gebied, de grondsoort en de bereidheid van de bewoners van het gebied. Meestal bepalen de bewoners hoe het gebied gebruikt wordt, hierin spelen verschillende belangen zoals de manier van bosbouw, industrie, vervoer, bebouwing, landbouw en veeteelt.

Dus ik denk dat het verstandig is om het totaal te inventariseren en daarna een plan te maken met de belanghebbenden. Wat wil je bereiken? En hoe kan je dit doen op een zo natuurlijk mogelijke manier, zonder de verschillende belangen uit het oog te verliezen.

In onze tuin hebben wij het geluk dat de vorige bewoners een grote variatie aan inheemse bomen en struiken hebben geplant. Wij hebben een bloemenweide aangelegd met biologische inheemse bloemen. Je ziet grote verschillen in bijodiversiteit na het inzaaien van verschillende bloemenmengsels. Ik heb uitgezocht welke wilde bijen op welke bloemen en planten vliegen, wanneer ze vliegen en waar ze nestelen. Ook door mijn netwerk weet ik de juiste kennis op te sporen om een passend natuurlijk evenwicht te creëren.

Het belangrijkste is dat de biotoop aan 3 voorwaarden voldoet:

1) Juiste bloemen voor nectar en stuifmeel, passend bij de grondsoort. 

2) Juiste nestgelegenheid, deze moet niet verstoord worden (wegmaaien van nestplanten, opruimen van dood hout of dichtvegen van nesten tussen de bestrating).

3) Juiste hulpstoffen (b.v. fijn zand voor de klokjesbijen en slangenkruidbijen om de nestgang dicht te maken)

Als niet wordt voldaan aan 1 van de 3 voorwaarden, dan zal er geen (blijvende) wilde bijenpopulatie kunnen bestaan.





































Aanleg van een bijenbloemenweide met inheemse wilde bloemen soorten. Eerst afplaggen, daarna zaaien en geduld hebben. Het duurt een paar jaar voordat het resultaat geeft. Ondertussen is maaibeheer erg belangrijk.


Contact

Maak uw stukje natuur bijodivers

Laat ons weten hoe we je kunnen helpen en samenwerken voor de bescherming van onze bijodiversiteit.